Op dit moment is de gemeente al verbonden met 5 gemeenten in de regio en daarnaast met nog 23 stichtingen, verenigingen en samenwerkingsverbanden o.a. omdat lokaal uitvoeren van de taken financieel of vanuit wettelijke eisen niet mogelijk is. Inmiddels gaat zo’n 35% van het gemeentelijk budget naar die verbonden partijen. Met de decentralisaties die regionaal worden aangestuurd zal dit percentage nog toenemen. In de besturen van die verbonden partijen komt een besluit tot stand door compromis of meerderheid van stemmen, waarbij meestal de stemkracht afhankelijk is van het aantal inwoners van de verbonden gemeenten. De zeggenschap van kleine gemeenten is dus beperkt.
In de provincie Zuid-Holland gaan steeds meer kleine gemeenten opschalen, zoals in Goeree Overflakkee en de Krimpenerwaard. Rijnmond en Haaglanden werken aan een samenwerkingsverband, waarmee een enorm machtsblok gecreëerd wordt met grote invloed op provinciaal en rijksbeleid. Vraag is hoe nog invloed te hebben op provinciaal- en rijksbeleid wat onze gemeente raakt, bv. een verbreding van de A15. Een bezoekje van een lokale wethouder aan het ministerie zal niet helpen.
De komende jaren krijgt onze regio te maken met vergrijzing/ontgroening, oftewel het aantal ouderen neemt toe t.a.v. het aantal jongeren. Wat heeft dit voor gevolgen voor sportvoorzieningen, schoolgebouwen, woningbouw, invulling van arbeidsplaatsen, de zorg etc.? Kunnen we dit lokaal oplossen of vraagt dit bovenlokale afspraken?
De ruimtelijke inrichting, zoals woningbouw, bedrijventerreinen en natuur, staat voor een groot deel onder regie van de provincie.
De wereld om ons heen veranderd. Doen we mee of blijven we stilstaan? Het verschil tussen een lokale partij en een landelijk gebonden politiek partij is het besef dat we niet alles lokaal kunnen regelen en dat een bovenlokale verbintenis van belang is. Daarbij zal een afweging gemaakt moeten worden of verdergaande samenwerking of opschaling van gemeentelijk bestuur in het belang is van onze burgers.
De VVD is van mening dat partijbelang en het warmhouden van de eigen zetel nooit leidinggevend mag zijn. De overheid is er voor de burgers, niet andersom. Een zorgvuldige afweging waarbij gekeken wordt naar dienstverlening, democratische legitimiteit (invloed van de raad), financiële beheersbaarheid en het behoud van identiteit van burgers moet de leidraad zijn voor toekomstige beslissingen, zowel ten aanzien van inhoudelijk beleid als bestuurlijke vormgeving.